DE KUNST VAN HET VLIEGEN

 

 

 

Een vliegtuig wordt volgetankt voordat het aan zijn vlucht begint. Die brandstof maakt zo’n 30% van zijn gewicht uit. Lang heeft men gedacht dat vogels iets soortgelijks doen. Namelijk dat ze zich flink volvreten en een vetreserve opbouwen om hun vlucht naar het zuiden of noorden te kunnen uitvoeren. Maar trekvogels moeten zeer zuinig zijn met energie. Als ze te grote vetreserves opbouwen worden ze te zwaar en het vervoeren van onnodige ballast kost relatief veel extra energie. Hebben ze echter te weinig brandstof meegenomen dan haalt de winter ze in of komen ze in het voorjaar te laat aan om nog te kunnen broeden.

Marcel Klaassen doet onderzoek naar de kosten van een vogelretour Lapland-Lauwersmeer. Medio oktober arriveert bijna de helft van de volledige vogelpopulatie kleine zwanen in het Lauwersmeer om zich te goed te doen aan het energierijke fonteinkruid, de zogenoemde ‘zwanenaardappels’. Vanuit een schuilplaats observeren Klaassen en zijn groep de fouragerende dieren. Van te voren hebben ze het aanwezige voedsel geteld en als de zwanen weg zijn tellen ze opnieuw. In het Zweedse Lund doet Klaassen vliegexperimenten te doen met vogels in een windtunnel. Zo kan hij nagaan hoeveel gewicht een vogel verliest door 12 uur te vliegen.

Eén van de conclusies van zijn onderzoek is dat vogels helemaal niet zo’n grote vetreserve opbouwen, maar dat ze een een heel andere truc gebruiken om toch energie genoeg te hebben. Tijdens het vliegen verbranden ze namelijk een gedeelte van hun machine zelf. Na de trek naar het zuiden of noorden is het maag-darmkanaal tot vijf keer korter geworden en hebben zij een deel van hun spierweefsel verbrand. Een uiterst effectief en delicaat systeem.

De onderzoeker raadt luchtvaartmaatschappijen aan om gewoon van te voren te blijven tanken.